Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR)
De wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR), die op 1 juli 2021 van kracht zal worden, stelt met name eisen aan de taakstelling van het bestuur en de wijze waarop één en ander (o.a. in de statuten) moet zijn geregeld. Veel wat nu in de WBTR extra wordt vastgelegd als verplichting is al gangbaar in de praktijk. Maar toch zijn er nog genoeg stichtingen en verenigingen waar met alle goede bedoelingen het liefdewerk voorop staat, en nog te weinig aandacht uitgaat naar preventie en aansprakelijkheid.
De WBTR scherpt het aansprakelijkheidsregime, zoals dat ook in het Burgerlijk Wetboek (BW) is vastgelegd, verder aan. Voor curatoren in faillissement wordt het gemakkelijker om bestuurders en toezichthouders van verenigingen en stichtingen aan te spreken. De hoofdelijke aansprakelijkheid, vastgelegd in artikel 2:9 e.v. BW, gaat ook gelden voor toezichthouders van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen.
De regeling voor aansprakelijkheid voor onbehoorlijke taakvervulling bij faillissement van artikel 2:138 lid 1 en 3-10 BW gaat gelden voor bestuurders en toezichthouders van stichtingen en verenigingen. En zo zijn er nog meer voorschriften in de WBTR waardoor het risico op hoofdelijke aansprakelijkheidstelling van de bestuurder en toezichthouder zal gaan toenemen.
Bij wie ligt de verantwoordelijkheid?
Over de positie van veel vrijwilligers van verenigingen of stichtingen bestaan nog steeds veel misverstanden. Uiteindelijk kunnen vrijwilligers die daden van bestuur verrichten en die daarvoor eventueel een gedelegeerde bevoegdheid of mandaat hebben, net zo verantwoordelijk worden gehouden als de statutaire bestuurder of toezichthouder. De uitwerking van de WBTR zal ook effect krijgen op de positie van de incidentele of tijdelijke waarneming van bestuurstaken door deze vrijwilligers. Een goed vastleggen in statuten en notulen van wie, wat, wanneer, waarom en hoe is altijd al wenselijk geweest. Dit zal in toenemende mate ook voor deze personen, die “daden van bestuur” verrichten, gaan gelden. Maar denk ook aan de kascommissie (toezichthouders met een specifieke taakstelling) die normaal gesproken maar één keer per jaar om een oordeel over de financiële huishouding wordt gevraagd.
Professionalisering van verenigingen en stichtingen
Omdat de WBTR om een zekere professionalisering van verenigingen en stichtingen vraagt zullen op termijn alle actief bij het bestuur betrokken personen nauwkeuriger op hun rol kunnen worden getoetst. In hoeverre dat in een (nabije) toekomst vaker tot hoofdelijke aansprakelijkheid van deze “incidentele” bestuurders of toezichthouders zal gaan leiden, is nog af te wachten. Eén ding is zeker; de wettelijke voorwaarden die hiervoor gelden krijgen steeds meer vorm.
Bij steeds meer verenigingen en stichtingen bestaat al het besef dat een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering geen overbodige luxe is. En bij veel bestuurders en toezichthouders zal dat besef met de invoering van de WBTR en de daarmee gemoeide (preventie-) voorschriften ook verder toenemen. Gelukkig voorzien de voorwaarden van de meeste verzekeraars al in de dekking voor schadeclaims die ook op de eisen van de WBTR gebaseerd kunnen zijn. Maar hier geldt nog eens dat goede voorzorgsmaatregelen, ook los van de eisen die de WBTR stelt, van het grootste belang zijn.
Heb je nog vragen?
Als je nog vragen hebt, neem dan gerust contact met ons op! We helpen je graag verder.